De provincie Gelderland beoogt een transitie van de agrarische sector richting kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw. Daarbij is een belangrijk uitgangspunt dat de risico’s van deze transitie niet alleen door agrarische ondernemers gedragen dienen te worden. Om haar ambities ten aanzien van de agrarische sector te realiseren zet de provincie Gelderland onder andere in op het stimuleren van Agroforestry. Vanaf 2020 heeft de provincie initiatieven ontplooid en instrumenten ingezet om agrarische ondernemers op dit terrein te ondersteunen. Samenhangend hiermee heeft de provincie Gelderland behoefte aan een evaluatie van het provinciaal beleid rondom Agroforestry. Dit om daarmee bouwstenen te genereren voor de beleidsvorming rondom de toekomstige provinciale inzet op Agroforestry. Bureau Bartels voert deze evaluatie uit.
De Stichting Greenport Gelderland is een netwerkorganisatie waarin publieke en private partijen samenwerken om de Gelderse tuinbouw te versterken. De stichting fungeert als koepel voor pacten op het gebied van glastuinbouw, fruit, laanbomen en paddenstoelen. De provincie Gelderland draagt financieel bij aan het programma 'Duurzaam Verder. Versnellingsagenda tuinbouw Gelderland 2030’ van Greenport Gelderland dat eind 2024 afloopt. In het coalitieakkoord Gelderland Gewoon Doen 2023-2027 hebben de coalitiepartijen echter de intentie uitgesproken om de ondersteuning van Greenport Gelderland te continueren. Om hierover onderbouwde besluiten te kunnen nemen is Bureau Bartels gevraagd om Greenport Gelderland te evalueren.
In 2019 heeft de (toenmalige) Minister van LNV aangegeven dat zij maatregelen wilde treffen om innovaties op het boerenerf te bevorderen die bijdragen aan kringlooplandbouw en een klimaatvriendelijke bedrijfsvoering. Eén van deze maatregelen is de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (SABE). Met de SABE worden initiatieven op het gebied van kennisoverdracht gesubsidieerd die agrariërs kunnen ondersteunen bij het zetten van stappen richting een duurzame land- en tuinbouw. Omdat het gebruikelijk is om beleidsinstrumenten periodiek tegen het licht te houden, heeft het ministerie van LNV Bureau Bartels verzocht om een evaluatie van de SABE uit te voeren.
Om de werking van het innovatie-ecosysteem voor de Gelderse agrofoodsector te versterken heeft de provincie Gelderland een aantal agro-innovatiemakelaars gefinancierd. Met deze makelaars wordt beoogd om een impuls te geven aan innovaties op agrarische bedrijven die bijdragen aan de provinciale (agrifood)doelen. In totaal zijn zes agro-innovatiemakelaars actief. Vier makelaars kunnen breed voor de land- en tuinbouw worden ingezet terwijl de twee andere makelaars zich specifiek richten op de kalverhouderij respectievelijk fruitteelt. Omdat het om een nieuw type instrument gaat wil de provincie Gelderland tijdig zicht krijgen op het functioneren en de meerwaarde van agro-innovatiemakelaars en wat eventueel nog verbeterpunten zijn. Zij heeft Bureau Bartels gevraagd om dit in beeld te brengen.
Om haar ambitie van het vergroenen en verduurzamen van agrofood te realiseren zet de provincie Gelderland verschillende instrumenten in, zoals de regeling Subsidie Innovatie Agrofood (SIA). Met deze regeling, die in 2021 van start is gegaan, wil de provincie kleinschalige innovatieve projecten in de agrofood ondersteunen en stimuleren. Nu de SIA-regeling enkele jaren loopt en er bijna 50 projecten ondersteund zijn, wilde de provincie Gelderland dit instrument tegen het licht houden. Zij heeft Bureau Bartels dan ook verzocht om de SIA-regeling te evalueren en daarbij niet alleen terug te blikken maar nadrukkelijk ook bouwstenen voor de toekomst aan te dragen.
Om de consumptie van groente en fruit en melk-/zuivelproducten bij kinderen te bevorderen ontvangt Nederland over de periode 2018-2023 middelen vanuit de Europese Unie. Dit wordt in de praktijk ook wel kortweg aangeduid als de ‘EU-schoolregeling’. De middelen vanuit deze regeling zijn enerzijds bedoeld om de genoemde producten aan kinderen van basisscholen of scholen voor voortgezet speciaal onderwijs te verstrekken en anderzijds voor begeleidende educatieve maatregelen en andere uitvoeringskosten. In de onderliggende uitvoeringsverordening van de EU is opgenomen dat Nederland in 2023 een eindevaluatie van de EU-schoolregeling in moet dienen. Op verzoek van het ministerie van LNV voert Bureau Bartels deze evaluatie uit.
In Nederland worden relatief veel gewassen met grote toegevoegde waarde geteeld die elk een klein areaal beslaan. Ook voor deze zogenoemde ‘kleine teelten’ is het belangrijk dat er gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Echter, de toelating van nieuwe middelen voor dergelijke kleine toepassingen is voor producenten vaak niet rendabel. Daarom hebben overheid en bedrijfsleven in 2000 het Fonds kleine toepassingen in het leven geroepen dat bij kan dragen aan de kosten om nieuwe gewasbeschermingsmiddelen op de markt te kunnen brengen. Recentelijk is dit fonds echter aan het einde van haar levenscyclus gekomen waardoor bij het ministerie van LNV de vraag ontstaan is wat een doeltreffend en doelmatig instrument voor het vervolg kan zijn. Bureau Bartels heeft hierover advies uitgebracht.
Personen die beroepsmatig met gewasbeschermingsmiddelen of biociden werken dienen over een licentie te beschikken. Dit geldt ook voor de bestrijding van mollen en woelratten en voor de beheersing van knaagdieren. Een belangrijk doel van dit licentiesysteem is om de risico’s voor mens, dier en milieu zo klein mogelijk te houden. Wettelijk is geregeld dat Bureau Erkenningen verantwoordelijk is voor de uitgifte en registratie van deze licenties. Daartoe controleert zij of aanvragers van dergelijke vakbekwaamheidsbewijzen aan de wettelijk gestelde opleidingseisen voldoen. In de Kaderwet ZBO is bepaald dat organisaties zoals Bureau Erkenningen vijfjaarlijks geëvalueerd dienen te worden. Daarom heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Bureau Bartels gevraagd een evaluatie van Bureau Erkenningen uit te voeren over de periode 2015-2020. Daarin hebben we aandacht besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van Bureau Erkenningen. Eindrapport Evaluatie Bureau Erkenningen | brief Tweede Kamer | Reactie Bureau Erkenningen op evaluatie.
De landbouw in Nederland heeft te kampen met belangrijke uitdagingen. Zo wordt er van de sector gevraagd om meer te produceren met minder grondstoffen terwijl tegelijkertijd de negatieve effecten voor het milieu en de maatschappij gereduceerd dienen te worden. Dit vraagt in feite ook om een herbezinning van de rol die provincies kunnen en willen spelen ten aanzien van de agrarische sector. De provincie Gelderland heeft deze handschoen dan ook opgenomen en in de koersnotitie ‘Toekomst voor de Gelderse boer’ haar visie op de wenselijke ontwikkelingsrichting voor de landbouw geschetst. Daaruit blijkt dat de provincie een missiegedreven landbouwbeleid wil voeren. Dit houdt in dat innovaties, die vanuit het provinciaal landbouwbeleid ondersteund worden, bij moeten dragen aan maatschappelijke opgaven zoals verbetering van de omgevingskwaliteit en de energietransitie. Een belangrijke vraag is vervolgens of het agro-innovatiesysteem in Gelderse regio’s voldoende geëquipeerd is om agrarische ondernemers bij dit type innovaties te ondersteunen. De provincie Gelderland heeft Bureau Bartels dan ook verzocht om dit te onderzoeken en advies uit te brengen over de vraag óf en, zo ja, op welke wijze dit systeem versterkt dient te worden. Download hier het rapport
De provincie Gelderland geeft graag aandacht aan het stimuleren van ontwikkelingskansen in de landbouwsector. De provincie wil daartoe de Gelderse boer ondersteunen door met het landbouwbeleid te richten op het bevorderen van innovaties die bijdragen aan de continuïteit van het bedrijf, het verbeteren van de omgevingskwaliteiten en aan de energietransitie. Om deze ambitie te realisteren zet de provincie in op het versterken van het agro innovatie-ecosysteem. Om besluiten te nemen over de wijze waarop dit systeem versterkt kan worden, heeft Bureau Bartels een onderzoek uitgevoerd om - onder andere - vanuit het perspectief van agrariërs na te gaan wat nodig is om de innovatiekansen op het boerenerf ook daadwerkelijk te kunnen verzilveren.
De Regeling jonge landbouwers (JoLa-regeling) is bedoeld om jonge boeren, die een agrarisch bedrijf overnemen, financieel te ondersteunen bij het plegen van bepaalde typen investeringen. Recentelijk is deze regeling onderdeel uit gaan maken van het Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP3). Daarmee zijn de provincies verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de JoLa-regeling. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dat de ‘inhoud’ en ‘werkwijze’ van deze openstelling geëvalueerd zou gaan. Dit om daarmee lessen te trekken voor volgende openstellingen. Op verzoek van het Regiebureau POP hebben we deze evaluatie uitgevoerd. Daarbij hebben we aandacht besteed aan de thema’s zoals toegezegd door de staatssecretaris van EZK en hebben we aanbevelingen voor komende openstellingen geformuleerd.
In 2015 heeft de Europese Commissie het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) voor ons land goedgekeurd. De uitvoering van dit programma is gedecentraliseerd naar provincies. Provincies kunnen dan ook verschillende maatregelen van dit programma openstellen voor subsidieverlening. Maatregel 16 van het POP3-programma heeft als doel om innovatie en modernisering van de agrarische sector te bevorderen. Daartoe kunnen samenwerkingsverbanden, die gezamenlijk werken aan een innovatieproject voor deze sector, in aanmerking komen voor subsidie vanuit deze maatregel.
Mede in verband met de verslaglegging richting de Europese Commissie bestond er bij het Regiebureau POP behoefte aan inzicht in de voortgang van de implementatie van maatregel 16. Voor de onderbouwing daarvan heeft het Regiebureau POP Bureau Bartels gevraagd om een tussentijdse evaluatie van deze maatregel uit te voeren.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan diverse internationale afspraken om de biodiversiteit te behouden. Om hier invulling aan te geven verstrekt het ministerie van Economische Zaken en Klimaat onder andere, via de regeling Zeldzame Huisdierrassen, subsidie aan de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH).
De SZH heeft als doel ‘het versterken van de positie van de rasverenigingen en stamboeken door het aanreiken van kennis en professionele hulp van organisatorische aard en anderzijds door de oorspronkelijke rassen een herkenbare plaats te geven in de samenleving’. We hebben op verzoek van het ministerie van EZK een evaluatie van de door de SZH ontplooide ‘EZK-activiteiten’ uitgevoerd. Daarbij hebben we niet alleen aandacht geschonken aan de uitvoering en doelrealisatie van deze activiteiten, maar hebben we ook lessen naar de toekomst geformuleerd.
Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat hebben we een evaluatie opgesteld van de taken die het Voedingscentrum Nederland (VCN) in opdracht van het ministerie uitvoert. Het VCN – onder andere bekend van de ‘Schijf van Vijf’ – is een autoriteit op het gebied van gezonde voeding. In een brief aan de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Dijksma aangegeven dat zij de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie volledig onderschrijft.